
Jurisprudentie
BG4060
Datum uitspraak2008-11-07
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806934/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806934/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 4 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Medemblik (hierna: het college) besloten om met toepassing van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer maatwerkvoorschriften te stellen voor de inrichting aan de [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200806934/1.
Datum uitspraak: 7 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Medemblik,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Medemblik (hierna: het college) besloten om met toepassing van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer maatwerkvoorschriften te stellen voor de inrichting aan de [locatie] te [plaats].
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 september 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 oktober 2008, waar [verzoeker], en het college, vertegenwoordigd door J. Gorter en H. Overdevest, zijn verschenen. Voorts is de drijver van de inrichting, [belanghebbende], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, staat voor partijen geen mogelijkheid open om de voorzitter te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen indien niet tevens tegen het desbetreffende besluit bezwaar is gemaakt.
2.2. Het college stelt zich op het standpunt dat het verzoek van [verzoeker] niet-ontvankelijk is omdat [verzoeker] geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van het college van 4 augustus 2008.
Ter zitting heeft [verzoeker] erkend dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit. Hij merkt op dat hij reeds op 15 april 2008 in het kader van een handhavingprocedure met betrekking tot de inrichting bezwaar heeft gemaakt.
2.3. Nu [verzoeker] tegen het besluit van het college van 4 augustus 2008 geen bezwaar heeft gemaakt, stond voor hem geen mogelijkheid open om de voorzitter te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot dit besluit tot het stellen van maatwerkvoorschriften. Het feit dat [verzoeker] bezwaar heeft gemaakt in het kader van een handhavingprocedure maakt dit niet anders aangezien dat bezwaar niet (tevens) kan worden aangemerkt als bezwaar tegen het latere besluit dat bovendien een andere strekking heeft dan het eerdere besluit.
2.4. Het verzoek is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2008
262-570.